Spaans spreken met de locals

Je hebt een ticket geboekt, de koffers zijn ingepakt en je kan niet wachten tot je op reis gaat naar Spanje. Je reis zal vele malen leuker zijn als je kan communiceren met de lokale bevolking. Om je op weg te helpen geven we je hier een aantal zinnen en handige tips.

Tener unas buenas vacaciones en España

In Spaanssprekende landen gaan de mensen over het algemeen beleefd met elkaar om. Je zegt altijd iemand goedendag en vraagt hoe het met hem of haar gaat.

Goedemorgen – Buenos días Goedemiddag – Buenas tardes (vanaf 14.00 uur) Goedenavond – Buenas noches (vanaf 20.00 uur) Hola betekent hallo, dit zeg je tegen bekenden. ¿Cómo está? betekent ‘Hoe gaat het met u?’ Dit kun je zeggen als je iemand niet kent. Als je iemand wel kent kun je zeggen: ¿Cómo estás? of ¿Qué tal? Als ze vragen hoe het met jou gaat, kun je antwoorden met: Bien, gracias. Als je aan iemand wordt voorgesteld kun je zeggen: ‘Mucho gusto’ en zij zullen hetzelfde tegen jou zeggen. Het betekent: Aangenaam kennis te maken.

Je kan er niet vanuit gaan dat iemand Engels spreekt en het is netjes om dit in het Spaans te vragen. ¿Habla inglés? Spreekt u Engels? Vergeet niet de woorden: Alstublieft - Por favor en: Dank u wel - Gracias te leren en te gebruiken! Je kan ver komen als je een aantal eenvoudige woorden en zinnen leert, zoals: ‘Ik wil’, ‘Ik zou graag willen’, ‘Heeft u’, en als je de naam van het voorwerp niet kent, kun je ernaar wijzen.

Ik wil, ik wil niet - (Yo) quiero, (yo) no quiero
Ik zou graag willen - Me gustaría
Waar is? - ¿Dónde está?
Hoeveel kost het? - ¿Cuánto cuesta?
Hoe laat is het? - ¿Qué hora es?
Heeft u? - ¿Tiene?
Ik heb, ik heb niet - (Yo) tengo, (yo) no tengo
Ik begrijp het, begrijp het niet - (Yo) entiendo, (yo) no entiendo
Ik heb nodig - (Yo) necesito: (Yo) necesito un hotel.

Je kan veel dingen zeggen en vragen door te zeggen ‘ik wil, ik heb nodig, ik kan, kan ik, waar is’ en vervolgens het zelfstandig naamwoord waar het om gaat. Het is uiteraard een heel beperkt gebruik van de taal, maar het werkt.
Ik wil een hotel, een taxi - (Yo) quiero un hotel, un taxi.
Waar is het bus- of treinstation - ¿Dónde está la estación de autobuses/del tren?
Waar is een restaurant? - ¿Dónde está un restaurante?
Waar is het toilet? - ¿Dónde está el baño?
Waar is de straat …? - ¿Dónde está la calle …?

Als je onderweg een vraag stelt, zal iemand je antwoord geven in het Spaans.
Hier zijn een aantal aanwijzingen die iemand je kan geven:
Naar rechts - A la derecha
Naar links - A la izquierda
Rechtdoor - Derecho, todo recto
Op de hoek - En la esquina

In een restaurant
Je kan in een restaurant van alles bestellen met de woorden quiero of quisiera: ‘Ik wil’ of ‘Ik zou willen’. En vergeet niet por favor en gracias te zeggen.
Een tafel voor twee - Una mesa para dos
Een menu - Un menú
Waar zijn de toiletten? - ¿Dónde están los servicios?
Salade - Ensalada
Hamburger - Hamburguesa
Een voorgerecht - Una entrada
Dessert - Un postre
Een drankje - Una bebida
Water - Agua
Rode wijn, witte wijn - Vino tinto, vino blanco
Bier - Cerveza
Koffie - Un café
Tapas - Pintxos
Heb je een iemand van de bediening nodig, roep dan ¡Señor! of ¡Señorita! De rekening is La cuenta.

Algemene tips
Als je iets wil vragen kun je op vragende toon een zelfstandig naamwoord zeggen. Je kan bijvoorbeeld je credit card laten zien en zeggen: ¿Tarjeta de credito? Dan zullen ze begrijpen dat je wil weten of je daarmee kan betalen. Ook handig om te weten is: No funciona – Het werkt niet! Je kan dit gebruiken in vele situaties. Wijs naar de douche, of wat het dan ook niet doet, en zeg: ‘¡No funciona!’

Heb je de smaak te pakken? Op www.espaans.nl kun je nog meer woorden en zinnen eenvoudig oefenen. Wij wensen je alvast een fijne vakantie.